Een vrachtwagenchauffeur krijgt in deze zaak ontslag op staande voet omdat hij volgens zijn werkgeefster werk weigert. Hij woonde namelijk een begrafenis van een kennis bij zonder toestemming van zijn werkgeefster.
Nee, zegt de rechter, dit is geen reden voor ontslag op staande voet. Werkgeefster gaf werknemer namelijk zelf een dag bedenktijd of hij nog bij haar wilde werken.
Wat was er aan de hand?
Een internationaal vrachtwagenchauffeur treedt in mei 2012 in dienst bij werkgeefster.
Een kennis van de werknemer overlijdt. Daarop vraagt de werknemer (de roosterplanner van) werkgeefster eind september 2012 om verlof. Hij wil de begrafenis van de kennis op 2 oktober 2012 bijwonen. De roosterplanner gaf aan dat hij daarvoor ‘zijn best zou doen’.
In de ochtend van 2 oktober 2012, vlak voordat de werknemer naar de begrafenis vertrekt, sms-t de werkgeefster hem. Hij moet haar bellen omdat hij diezelfde avond ingeroosterd blijkt voor een rit naar Noorwegen.
De werknemer maakt bezwaar hiertegen waarop werkgeefster hem zegt dat hij op kantoor langs moet komen. ‘s Avonds spreken zij elkaar. Werkgeefster geeft werknemer in dat gesprek aan dat hij er niet van uit mocht gaan dat verzoeken voor vrije dagen worden gehonoreerd. Hij moest maar eens goed gaan nadenken of hij nog wel bij haar in dienst wilde blijven. Hij krijgt bedenktijd tot 3 oktober 2012 te 17.00 uur. Werknemer antwoordt niet.
Daarop meldt werknemer zich ziek en ontslaat werkgeefster hem op staande voet wegens werkweigering.
Oordeel Hof
Het feit dat werknemer op 2 oktober 2012 de rit naar Noorwegen niet heeft gereden levert naar het oordeel van het hof geen werkweigering op. Partijen spraken immers een ‘bedenktijd’ af waarbinnen werknemer zou beslissen of hij nog wel bij werkgeefster wilde blijven werken.
Dit betekent dat werkgeefster er toen voor koos om deze rit niet aan de werknemer op te dragen. Het feit dat de werknemer de rit naar Noorwegen niet maakt levert daarmede dus geen dringende reden voor ontslag op. Werknemer bleef immers welkom op de werkvloer als hij zich in het vervolg maar aan de roosterplanning zou houden van werkgeefster. En hij dit maar uiterlijk op 3 oktober 2012 voor 17.00 uur zou meedelen aan werkgeefster.
Het Hof vergelijkt nog deze zaak nog met een andere zaak waarover de Hoge Raad zich in 1983 uitliet (HR 4 november 1983, NJ 1984, 187): daarin ging het wèl om een dringende reden waarbij de werkgever
aan de werknemer de kans geeft om zelf ontslag te nemen. Daarmee gaf de werkgever aan de werknemer een bedenktijd om de kans de eer aan zichzelf te houden.
Bij het ongebruikt laten verstrijken van deze bedenktijd had de werkgever aangekondigd de werknemer op staande voet te ontslaan. In het geval van werknemer was er juist uitdrukkelijk ruimte om aan te blijven. Voor zover werkgeefster zich op het standpunt stelt dat het uitblijven van het antwoord op de uitdrukkelijk gestelde vraag voor 3 oktober een dringende reden oplevert, faalt dit, nu aan werknemer niet duidelijk kenbaar is gemaakt dat het uitblijven gesanctioneerd zou worden met een ontslag op staande voet.
Datum arrest: 12 maart 2013. Het gaat in casu om een arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden van het hoger beroep van het kort geding vonnis d.d. 21 november 2012 van de kantonrechter te Assen.
Aantjes Advocaten B.V.
Groot Hertoginnelaan 97
2517 EE Den Haag