Geen arbeid, maar toch loon?

In artikel 7:627 BW staat aangegeven dat een werknemer in beginsel geen recht heeft op loon, indien er geen arbeid wordt verricht. Een uitzondering hierop vindt men in artikel 7:628 BW. In dit artikel wordt vermeld dat een werknemer wel recht heeft op loon, indien hij de overeengekomen arbeid niet heeft verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen. U kunt hierbij denken aan bijvoorbeeld schorsing of non-actiefstelling. Hoe zit het dan met situatieve arbeidsongeschiktheid?

Situatieve arbeidsongeschiktheid is de situatie dat de werknemer niet in staat is om te werken, terwijl er geen sprake is van medische beperkingen. Dit komt vaak voor als er een conflict op de werkvloer is ontstaan, waardoor de werknemer zich ziek meldt. Ondanks het feit dat er geen sprake is van medische arbeidsongeschiktheid, kan het wel zo zijn dat de werknemer dan op grond van artikel 7:628 BW recht heeft op loon. Het ligt dan op de weg van de werknemer om aannemelijk te maken dat de situatieve arbeidsongeschiktheid is ontstaan als gevolg van een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever komt, zodat er niet van de werknemer kon worden verlangd dat hij zijn werkzaamheden zou voortzetten onder die omstandigheden. Dit kan soms tot een discussie leiden.

Dit was ook het geval in een uitspraak van de Rechtbank te Rotterdam van 2 mei 2014. De werknemer werd vals beschuldigd van het verduisteren van een bedrag EUR 80.000,= van de werkgever. Toen de werkgever erachter kwam dat dit een groot misverstand was, heeft hij de werknemer weer opgeroepen voor werk. De werknemer weigerde het werk te hervatten, waarna de werkgever dreigde met loonstopzetting en de werknemer uitnodigde voor een mediationgesprek. De werknemer meldde zich vervolgens ziek. Vlak daarna deed de werknemer een voorstel tot beëindiging van het dienstverband, waar de werkgever niet op inging. De werknemer vroeg ontbinding van haar arbeidsovereenkomst bij de kantonrechter en de kantonrechter ontbond de arbeidsovereenkomst met een vergoeding. De werkgever had het salaris echter niet betaald over de periode vanaf de ziekmelding tot aan de ontbindingsdatum, waarna de werknemer zich wederom tot de Rechtbank wendde en een beroep deed op artikel 7:628 BW. De werknemer maakte aannemelijk dat de oorzaak van de ziekmelding gelegen lag in omstandigheden die voor rekening van de werkgever kwamen. De Rechtbank was het hier mee eens en veroordeelde de werkgever tot betaling van het achterstallig salaris.

Wat belangrijk is om te weten, is dat voornoemde wetsartikelen in de toekomst zullen veranderen. Artikel 7:627 BW zal per 1 april 2016 komen te vervallen en artikel 7:628 BW zal met ingang van dezelfde datum worden aangepast in het volgende:

‘De werkgever is verplicht het naar tijdruimte vastgestelde loon te voldoen, indien de werknemer de overeengekomen arbeid geheel of gedeeltelijk niet heeft verricht, tenzij het geheel of gedeeltelijk niet verrichten van de overeengekomen arbeid in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen.’  Dit betekent dat de bewijslast voortaan bij de werkgever komt te liggen en dat de werknemer in beginsel wel aanspraak maakt op loon. Het is dan aan de werkgever om te bewijzen dat hij geen loon verschuldigd is, als er geen arbeid wordt verricht.

Ik vraag me echter af of de wetswijzigingen grote veranderingen met zich mee zullen brengen. Uiteindelijk gaat het om de oorzaak van de ziekmelding en als er sprake is van situatieve arbeidsongeschiktheid of dit voor risico en rekening komt van de werknemer of de werkgever. Wel zal de Hoge Raad uiteraard een ‘nieuwe’ toetsingsmaatstaf moeten ontwikkelen voor dit soort situaties. Maar daar kan de Hoge Raad nu al over nadenken.

Heeft u een vraag? Wij hebben het antwoord.

Adres

Aantjes Advocaten B.V.
Groot Hertoginnelaan 97
2517 EE Den Haag

Bereikbaar op